19
september 1997: Praktijkervaringen met ontwikkeltools
Door:
Denis Verhoef. Verschenen in Computable
Ontwikkeltools
worden altijd met veel lovende woorden door de leveranciers geannonceerd.
Of die producten in de praktijk ook datgene doen, wat de leveranciers
beloven, is nog maar de vraag. Om een antwoord op die vraag te geven,
start ID Research in samenwerking met Computable een grootscheeps
onderzoek onder meer dan tienduizend gebruikers. De resultaten van
Toolvision'98 worden volgend jaar maart gepresenteerd.
Leveranciersbeloften
zijn van alle tijden: 'de nieuwe release van het product is nu ook object-georiënteerd,
wij conformeren ons aan alle open standaarden, één druk
op de knop en de code wordt gegenereerd'. Wie heeft deze woorden niet
gehoord van zijn leverancier? De volgende opmerkingen zijn ook overbekend:
'Applicaties zijn te zien als samenwerkende componenten, gedistribueerd
over diverse locaties en platforms, die via netwerken met elkaar communiceren.
De productiviteit van de ontwikkelaar is verveelvoudigd, de kwaliteit
van de applicaties is eenvoudig te waarborgen juist dankzij de standaarden
en dankzij de goed geteste componenten. 'Internet is de nieuwe repository
waar de ontwikkelaar zijn componenten vindt. Alleen bedrijfsspecifieke
functionaliteit behoeft uitontwikkeld te worden.'
Is dit anno 1997
realiteit of zijn het beloften die over drie jaar ingehaald zijn door
de feiten dan wel nieuwe beloften? In Nederland wordt opnieuw de balans
opgemaakt: het onderzoeksproject Toolvision'98 gaat van start. Een enquête
onder meer dan tienduizend automatiseerders moet inzicht geven in de
vraag hoe deze doelgroep vanuit haar eigen praktijk zèlf aankijkt
tegen de genoemde ontwikkelingen. Hoe vinden ontwikkeling en onderhoud
daadwerkelijk plaats? Welke veranderingen worden vanuit de praktijk
voorzien? Hoe waarderen de automatiseerders hun ontwikkeltools?
Markt herijken
Het onderzoek volgt een driejaarlijkse frequentie. In 1989 heeft een
werkgroep van de Nggo (Nederlands Genootschap voor Gestructureerd
Ontwerpen) het gebruik van upper-case-tools onderzocht onder
achthonderd gebruikers, onder de naam 'Ervaringen met tools'. Een vergelijkbare
enquête is in 1992 gehouden, onder de naam Pico. Toen zijn zo'n
1900 gebruikers ondervraagd. In 1995 is het Toolvision-onderzoek onder
8300 gebruikers uitgevoerd. Deze enquête was ten opzichte van
het Nggo-onderzoek sterk van opzet veranderd. De scope was verbreed
van case-tools naar software-ontwikkeltools in het hele scala van 3GL
en 4GL tot i-case en naar thema's zoals object-oriëntatie, client/server-architectuur
en gui-ontwikkeling.
Inmiddels, weer
bijna drie jaar verder, is herijking van de markt nuttig. Gesprekken
met leveranciers, toolgebruikers, beleidsmakers en beslissers bevestigden
deze mening. De marktontwikkelingen nopen weer tot een herziene opzet
van de enquête. Zo is het verbazend en interessant vast te stellen
dat de Toolvision-enquête van 1995 het woord 'Internet' welgeteld
één keer bevat: als antwoordoptie bij de vraag hoe mensen
informatie over tools vinden in selectieprocessen.
Eerder dit jaar
zijn in Computable al twee tool-onderzoeken gepresenteerd: het onderzoek
van Bloor Research naar rad-tools en het onderzoek van Serc naar multi-tier-ontwikkeltools.
De opzet van deze onderzoeken is anders dan die van Toolvision'98. De
scope van Bloor en Serc was afgebakend tot een bepaalde categorie: rad
respectievelijk multi-tier. Een ander wezenlijk verschil is het perspectief.
De onderzoeken van Bloor en Serc zijn gehouden onder leveranciers en
leiden tot inzicht in de specificaties zoals leveranciers die kunnen
aanleveren. Hierbij onderscheidde het Serc-project zich door zijn empirische
opzet: tools werden aan de hand van een casus onder de loep genomen.
Toolvision'98 mikt op gebruikers.
Gebruikersonderzoek
Toolvision'98 is een onderzoek onder gebruikers: het gaat om beoordelingen
en waarderingen van producten in de praktijk van de toolgebruiker en
om inzicht in de situatie van de gebruiker. Verder leidt Toolvision'98
niet alleen tot kwalitatief, maar ook tot kwantitatief inzicht: wat
zijn de marktaandelen van de ontwikkeltools, van technische infrastructuren
(mainframe, midrange of PC, Unix versus NT) en van databases (Oracle,
Sybase, Informix)?
Het doel van Toolvision'98
is in één volzin: het objectief verkrijgen van inzicht
in gebruikerservaringen met ontwikkeltools, in hun meningen over de
producten en over de belangrijkste marktverschuivingen. Als doelgroep
is gedefinieerd 'iedereen die betrokken is bij systeemontwikkeling of
-onderhoud, projectmanagement of IT-beleid'.
De enquête
die inmiddels is verstuurd, is met behulp van een brede kring van deskundigen
tot stand gekomen, te weten Rick van der Lans (R20/Consultancy), Ron
Tolido (Cap Gemini), Gerard Wijers (ID Research), Wim Hoek (Borland
International), Kees Jansen (Cap Gemini), Syb de Jong (Compuware), August
Nieland (Magic Software Enterprises), Theo Koster (Oracle Nederland),
Eric ten Harkel (Sterling Software) en Denis Verhoef (ID Research).
Met deze brede inbreng biedt de enquête een evenwichtige dekking
van mogelijke markttrends en van te hanteren criteria bij toolbeoordeling.
De enquête is zo opgezet dat marktveranderingen goed zichtbaar
zijn.
Vragen
Hoe positief worden software-ontwikkeltools beoordeeld op hun doelstellingen?
Hechten gebruikers echt veel belang aan de integratiemogelijkheden van
hun i-case-producten? Hoe bevalt die integratie? Dragen codegeneratoren
inderdaad bij aan de productiviteit van de ontwikkelaars? Vinden de
ontwikkelaars dat zelf eigenlijk belangrijk? Wat kan van de kwaliteit
van de gegenereerde code gezegd worden? Hoe bewust is de gebruiker zich
van de doelen achter het tool?
De ontwikkeltools
worden in hun praktisch gebruik beoordeeld via een lijst van zo'n dertig
mogelijke doelstellingen en zeventig concrete producteigenschappen.
Ook wordt het gebruik
van tools onderzocht in samenhang met methoden en technieken. Betekent
het gebruik van een oo-tool ook dat er oo-methoden en -technieken ingezet
worden? Hechten organisaties belang aan het gebruik van specifieke methoden
en technieken voor nieuwere technologieën (oo, Internet, component
based development)? We verwachten dat methoden, technieken en talen
voor Internet-ontwikkeling (denk aan Java) en voor component based development
(bijvoorbeeld cmt) nog in de kinderschoenen staan.
De onderzoekers
zijn zeer benieuwd naar verschuivingen in de architectonische opzet
van applicaties. Het fameuze maar verouderde Gartner-plaatje met vijf
client/server-modellen heeft in de enquête plaatsgemaakt voor
een overzicht van verschillende applicatie-architecturen die naast elkaar
worden onderzocht: stand alone, host/terminal, two-tier client/server,
n-tier client/server, distributed objects en NC- en Web-gebaseerd. Naar
platform uitgesplitst worden database-, applicatie- en Web-servers onderzocht.
De verwachting is dat network computing-architecturen nog in de kinderschoenen
staan.
Dergelijke trends
en hypotheses zijn omgezet in concrete vragen. Het gaat in het onderzoek
echter niet alleen om de marktverschuivingen. Doel daarbij is niet een
film, maar een foto-opname met alle details. Veel topics uit de Toolvision-enquête
van 1995 zijn natuurlijk nog steeds interessant en worden ook nu onderzocht:
gebruik van repositories en het zich conformeren aan open standaarden
zijn hier voorbeelden van. De enquête wil een gedegen inzicht
bieden in de projectorganisatie. Is er inmiddels beleid om hergebruik
binnen en tussen projecten te bevorderen? Welke inbreng hebben eindgebruikers
van applicaties in projecten? Wanneer wordt rad toegepast en wanneer
is er sprake van de traditionele waterval-oplevering?
De antwoorden op
alle vragen vormen de basis voor het nieuwe Toolvision'98-boek. Op de
Database Systems'98-conferentie, in maart van het volgend jaar, wordt
het boek gepresenteerd en aan de conferentiegangers uitgereikt. In dezelfde
week verschijnt in Computable een samenvatting van de resultaten.
Referenties: