November
1998: Artikel: Informatiekundige architecturen en informatie-architecten
gepubliceerd in Informatie
Informatiekundige
architecturen zijn in. Maar: wat is een informatiekundige architectuur?
En wat is het niet? Vragen waarop in de afgelopen tijd heel veel
antwoorden gegeven zijn. Maar is er al een goed antwoord te geven?Het
komt niet zo vaak voor dat een organisatie voldoende kennis heeft
van haar informatievoorziening om te weten hoe deze zal moeten veranderen.
Of om er paal en perk aan te kunnen stellen. Met als gevolg dat
men niet weet hoe een slechte informatievoorziening aangepakt kan
of moet worden, zodat een betere ontstaat. Vaak is immers de op
een moment beschikbare informatietechnologie (IT, ICT) leidend bij
veranderingen. Weet men nu echt vooraf wat een technologie zal betekenen
voor de organisatie? En is het in een organisatie wel handig om
een bepaalde technologie in te zetten? Duidelijk is wel dat als
organisaties niet voldoende blijven weten van hun informatievoorziening,
er in de toekomst problemen zullen ontstaan. Wildgroei, onbeheersbare
en onbeheerbare infrastructuren, mogelijk een schijnbaar niet te
dempen ICT-put en misschien zelfs een gegevensinfarct.In dit artikel
worden allerlei visies neergelegd en kanttekeningen geplaatst bij
en rond informatiekundige architecturen. Zonder daarbij te willen
dicteren hoe een en ander in elkaar zit. In het verlengde daarvan
wordt ingegaan op het beroep van informatie-architect. Ook wordt
aandacht besteed aan wat het Nederlands Genootschap voor Informatie
Architecten (NGIA) aan dit alles doet.
Informatie hebben
is weten. Het toevoegen van relevante feiten, informatie dus, aan wat
iemand al weet en begrijpt; dat voegt toe aan zijn of haar kennis. Feiten
die geen betekenis hebben, of die je niet nodig hebt, zijn gegevens.
Misschien is er een reden om gegevens te leren begrijpen, maar vaak
is het beter om te proberen dat soort feiten niet te hebben of aangeboden
te krijgen.
Organisaties hebben informatie nodig, sommige meer dan andere. Welke
informatie een organisatie nodig heeft, is afhankelijk van waar een
organisatie zich mee bezig houdt. De grootte van een organisatie wordt
mede bepaald door het aantal soorten informatie dat men wenst te verzamelen.
Of als men van één (of meer) soort(en) heel veel informatie
wenst te verzamelen.
Organisaties verzamelen meestal ook gegevens. Een autofabrikant bijvoorbeeld,
zou kunnen bijhouden op welke dagen van de week zijn auto's verkocht
worden. Het is echter de vraag of die feiten iets toevoegen aan de bedrijfsvoering.
Dat een fabrikant de leeftijd van de kopers van zijn modellen bijhoudt,
lijkt logischer; zo kan hij beter bepalen in welke kleuren een model
het volgende seizoen het beste geleverd kan worden. Het bijhouden van
de dag waarop een auto verkocht wordt, is informatie voor een autodealer,
en een gegeven voor de fabrikant. Dus waarom zou een fabrikant moeite
doen deze feiten te verzamelen en vast te houden? Hij kan zijn middelen
(mensen, geld enzovoort) beter voor andere zaken inzetten.
De praktijk leert dat heel veel organisaties feiten verzamelen die voor
hen geen informatie zijn, maar gegevens. En dat is in feite een bedreiging.
Zeker met de technologie die nu voorhanden is en wat binnenkort voorhanden
zal komen. Het is immers relatief simpel om vele megabytes, gigabytes
of zelfs terabytes van bijvoorbeeld Internet op te halen, zowel gestructureerd
(uit databases) als in de vorm van documenten. Als je bijvoorbeeld de
opdracht zou geven om te zoeken naar documenten waar het woord 'ruimte'
minimaal twee keer in voorkomt, dan krijg je feiten over het heelal,
parkeer-ruimte, ruimte-lijke ordening, ruimte op begrotingen enzovoort.
En we zochten eigenlijk naar vergader-ruimte. Door de opvraagcriteria
scherper en slimmer op te stellen kan je veel uitsluiten. Maar daarmee
kun je nou net dat ene document missen, waarin...
Men is dus makkelijk geneigd om veel te veel feiten binnen te halen.
Natuurlijk komen er steeds betere hulpmiddelen op de markt om al meteen
te zoeken naar informatie. Denk bijvoorbeeld aan document management-
en text retrieval-software. Zoeken naar informatie blijft echter afhangen
van hoe slim die software is en, vooral, hoe slim degene is die de software
gebruikt. Men zal immers zelf precies genoeg moeten aangeven wat men
hebben wil. Met de angst informatie te missen zal dan toch in veel gevallen
besloten worden om alles binnen te halen. Dat resulteert in die ongebreidelde
hoeveelheid feiten. Organisaties zien dan door de bomen het bos niet
meer: het te vrezen gegevensinfarct.
Blijven we zo niet achter de feiten aanlopen? Zouden we niet een keer
kunnen bepalen wat informatie is, en wat niet?
Informatievoorziening
Een organisatie wordt opgezet om iets te bereiken. Samen worden één
of meer doelen nagestreefd, al of niet met winstoogmerk. In veel organisaties
werken mensen samen: samenwerken betekent onderling communiceren. Afgezien
van gesprekken over kinderen en vakantie zal men vooral communiceren
over waar men voor aangenomen is. En dat is, onder meer, bezig zijn
met feiten die om de een of andere reden verzameld zijn of worden.
Naar organisaties wordt op net zoveel manieren gekeken als dat er mensen
bij betrokken zijn. Bij elke discipline hoort nu eenmaal een eigen manier
van kijken. Een jurist ziet een organisatie nu eenmaal anders dan iemand
van personeelszaken, een logistiek specialist, of iemand aan een lopende
band. Ieder heeft zo zijn of haar eigen gedachten en zijn of haar eigen
model van die organisatie. Om spraakverwarring te voorkomen zal getracht
worden lijn te brengen in die modellen. Medewerkers van personeelszaken
bijvoorbeeld, kunnen nu eenmaal niet ieder een eigen beeld hebben van
de opbouw van en de verhoudingen binnen een organisatie. Datzelfde geldt
voor de andere disciplines, zoals voor de modellen die informatiekundigen
en automatiseerders hebben.
Een belangrijke vraag voor informatiekundigen is wat wel en wat niet
tot de informatievoorziening van een organisatie hoort. Het lijkt een
simpele vraag, maar het antwoord is vaak complex. Zo complex dat het
in veel gevallen onmogelijk is om naar de informatievoorziening van
een organisaties in zijn geheel te kijken. De volwassenheid van de organisatie
speelt daarbij een grote rol. Vaak wordt dan ook naar delen van een
organisatie gekeken. Die delen worden Universes of Discourse (UoD) genoemd.
Rond de term Universe of Discourse bestaat al jaren discussie. Wat wordt
er nu precies mee bedoeld? En, hoe baken je zoiets af? In feite is de
UoD dat deel van een organisatie dat door een informatiekundige onder
handen genomen wordt. In feite is het dus een aandachts- of interessegebied.
Als een organisatie opgedeeld wordt in UoD's, zal er altijd onderlinge
overlap zijn. Informatiekundigen kunnen de informatievoorziening van
al de UoD's in beeld brengen. Dat zou op een zodanige manier moeten
gebeuren, dat de delen perfect bij elkaar passen. De 'beelden' die de
informatiekundigen van de informatievoorziening maken zouden dan samengenomen
kunnen worden. Samen vormen zij een integraal beeld van de informatievoorziening
voor de gehele organisatie: de informatiekundige architectuur1.
Je zou zelfs nog verder kunnen gaan en één informatiekundige
architectuur kunnen opzetten voor meer organisaties. Daarmee zouden
informatiekundige problemen rond bijvoorbeeld Electronic Data Interchange
(EDI), Just-In-Time (JIT) enzovoort voor een groot deel uit de weg geruimd
kunnen worden. Maar: hoe breder, hoe complexer.
Informatiekundige architectuur
De term Architectuur heeft volgens het Van Dale woordenboek2 drie betekenissen:
- de kunst en de
leer van het ontwerpen en uitvoeren van bouwwerken
- bouwstijl
- geheel van regels,
protocollen en voorschriften waaraan programma's moeten voldoen om
door de computer te kunnen worden begrepen.
De laatste betekenis
zou door de argeloze lezer uitgelegd kunnen worden als zou het om een
specificatie van computerprogramma's gaan. De praktijk leert echter,
dat die regels, protocollen en voorschriften veel breder uitgelegd dienen
te worden. Hoe kun je immers anders garanderen, dat een volgend computerprogramma
goed aansluit bij andere?
Definitie 3 stamt, zoals de editie ook aangeeft, uit de jaren tachtig
(of zelfs eerder). Tegenwoordig weten we dat we eerst breder moeten
kijken dan software. We denken nu meer in termen van een bij een organisatie
passende informatievoorziening. En dat beeld, de informatiekundige architectuur,
is de basis voor automatiseerders om passende software te realiseren
of te kopen.
Een term als architectuur heeft, los uitgelegd, te maken met termen
als model, beschrijving en vormgeving. Als je de term zo uitlegt, kan
hij op allerlei manieren worden gebruikt. Dat gebeurt op dit moment
ook steeds vaker. Steeds meer mensen en organisaties gebruiken termen
als business architectuur, software-architectuur, informatie-architectuur,
systeemarchitectuur enzovoort.
Interessant in dit kader is het gebruik van de term infrastructuur.
Het Van Dale Woordenboek definieert het begrip infrastructuur als 'het
totaal van onroerende voorzieningen zoals wegen, bruggen, vliegvelden,
havens enzovoort'.
Iets vergelijkbaars kennen we ook in automatiseringsland (ook IT en
ICT). Steeds meer wordt over drie lagen gesproken:
- softwarelaag;
waar de gebruikersapplicaties cq. de -objecten zich bevinden
- systeemsoftwarelaag;
de laag van de operating systemen
- hardware- en
netwerklaag; waar
computers, bedrading, opslagmedia, modems, hubs enzovoort zich bevinden.
Tussen deze lagen
kennen we een veel-op-veel afhankelijkheid: systeemsoftware kan meer
soorten hardware beschikbaar maken, terwijl hardware met meer soorten
systeemsoftware operationeel gesteld kan worden. Ook kan software vaak
op meer systeemsoftware draaien. Dit is de feitelijke consequentie van
wat met open, gedistribueerde gegevensverwerking (in het Engels ODP:
Open Distributed Processing) bedoeld wordt.
Als voorbeeld: een gebruiker werkt met een applicatie. Hij vraagt daarmee
bepaalde informatie op. Die informatie kan zich in principe, afhankelijk
van welk netwerk men gebruikt, overal ter wereld bevinden. Vaak weet
de gebruiker niet eens waar de informatie zich bevindt. Via mechanismen
als brokering en trading kan uitgezocht worden op welke plaats of plaatsen
men de gevraagde informatie kan vinden, ongeacht de systeemsoftware
en hardware die op die plaats gebruikt wordt. Als de gebruikers daartoe
gerechtigd zijn kan die informatie, vaak inclusief functionaliteit om
die informatie te ontsluiten, opgehaald en 'gebruikt' worden.
Op een moment zal een organisatie de lagen op een bepaalde manier ingericht
hebben. Alles wat men aan informatievoorziening heeft, kan samengevat
worden onder het begrip infrastructuur.
Er bestaat nogal wat verwarring over wat het verschil is tussen een
informatiekundige architectuur en een (informatiekundige) infrastructuur.
Om dit duidelijk te maken gaan we uit van de 'losse' uitleg van de term
architectuur: model, beschrijving, vormgeving. We kunnen nu spreken
van de 'architectuur van de infrastructuur'. Daarmee wordt dan het 'beeld'
van de infrastructuur bedoeld zoals die op enig moment een organisatie
werkelijk ondersteunt. Het zal daarbij niet alleen gaan om het beeld
van de infrastructuur, maar ook om activiteiten als technisch beheer
(onder meer WAN en LAN), beveiliging, helpdesk enzovoort: veel zaken
waar bijvoorbeeld ITIL naar kijkt3.
Hier is vooral ook het ontwikkelen of aankopen van software interessant.
Deze 'nieuwe' software wordt immers gemaakt om een plaats te krijgen
in de infrastructuur. Daarbij kan bestaande software uitfaseren of vervangen
worden.
Om welke reden ontwikkelen of kopen we software? Wat moet die software
allemaal gaan doen? En hoe sluit die software aan bij de software die
we al hebben? Om deze vragen te beantwoorden zal je eerst moeten weten
welke ondersteuning software dient te bieden aan de organisatie. De
software zal dus eerst een plaats moeten krijgen binnen de informatievoorziening,
binnen de informatiekundige architectuur. De informatiekundige architectuur
zal dan ook onder meer een pakket eisen voor die te ontwikkelen software
moeten bevatten. Die eisen zijn in termen van de organisatie beschreven,
dus onafhankelijk van de technologie die op een moment beschikbaar is.
Het ontwikkelen van software is zo feitelijk het 'vertalen' van de eisen
in de informatiekundige architectuur naar de gekozen technologie. De
inzet van een technologie, bijvoorbeeld intranet of Java, zal in principe
geen wijzigingen in de informatiekundige architectuur teweegbrengen.
Maar wel in de infrastructuur.
In de opsomming van activiteiten rond de infrastructuur is overigens
met opzet het begrip 'functioneel beheer' niet meegenomen. Functionele
aanpassingen worden immers binnen de informatiekundige architectuur
uitgewerkt. En er zal onder architectuur gebouwd, gekocht of aangepast
moeten worden. Functioneel beheer rond de infrastructuur komt dan in
feite neer op het in stand houden van beschikbare software. Een en ander
wordt in figuur 1 in beeld gebracht.
Links bevindt zich de organisatie. Deze dient gezien te worden als een
samenstel van UoD's die zich laat ondersteunen door operationele informatiesystemen.
Die informatiesystemen (in alle lagen) vormen samen de infrastructuur.
Rechts staan de vele modellen die van de organisatie bestaan. Eén
van die modellen is de informatiekundige architectuur; het model van
de informatievoorziening. Daarbij dient ernaar gestreefd te worden deze
modellen zo goed mogelijk op elkaar aan te laten sluiten.
Delen van de informatiekundige architectuur zullen gebruikt worden voor
het ontwerpen of kopen van software. De architectuur van de infrastructuur
brengt de infrastructuur in beeld.
Het is een beeld
van de beschikbare software en alles wat voor de organisatie verder
nog relevant is om te weten. De architectuur van de infrastructuur moet
dan ook aansluiten bij alle modellen van de organisatie. Tegelijk zal
het de werkelijke ondersteuning die de infrastructuur aan de organisatie
geeft duidelijk in beeld moeten brengen.
Modellen
binnen een organisatie
De aansluiting tussen een informatiekundige architectuur en de andere
modellen van een organisatie dient optimaal te zijn. Een informatiekundige
architectuur zal daarbij, onder meer, de elementen vaststellen die in
allerlei combinaties de taken en bedrijfsprocessen binnen een organisatie
ondersteunen.
Figuur
1: Informatiekundige architectuur en infrastructuur
Het is een fabeltje dat het model van de bedrijfsprocessen direct afleidbaar
zou zijn van een informatiekundige architectuur. Of andersom. Er bestaan
krachtenvelden tussen deze modellen, en die kunnen, als ze goed opgepakt
worden, tot optimale afspraken leiden. En als de 'onderhandelaars' elkaar
willen begrijpen, dan voel je de synergie gewoon.
De informatiekundige architectuur dient op een voor de organisatie aansprekende
manier vast te stellen wat de informatievoorziening van die organisatie
is en biedt. Daarbij komen allerlei zaken aan de orde die specifiek
voor de onderhanden omgeving zijn. Zo zal de cultuur van een organisatie
teruggevonden moeten kunnen worden. Bijvoorbeeld in de eisen, wensen,
uitgangspunten en (rand)voorwaarden die gesteld worden aan functionaliteiten
als tekstverwerking, de manier waarop klantgegevens onderhouden dienen
te worden, of aan hoe men financiële analyses ondersteund wil hebben,
executive informatie rond personeel verkrijgt, opvragingen uit Internet
doet, de wekelijkse omzetrapportage opzet, de koppeling tussen het klantensysteem
en de Gemeentelijke Basis Administratie verwezenlijkt, en ga zo maar
door. Zo krijg je een lange lijst met uitspraken rond dit soort afgeronde
functionele eenheden (vaak logische transacties genoemd).
Het is heel goed mogelijk deze functionele eenheden naar soort onder
te brengen in een beperkt aantal groepen. Die groepen kunnen dan samen
het beeld vormen van de functionaliteit van de informatievoorziening.
En daarmee zijn ze een belangrijk onderdeel van de informatiekundige
architectuur.
De informatiekundige architectuur omvat naast dit beeld van de functionaliteit
nog een reeks andere zaken. Heel belangrijk daarbij is de vaststelling
wat nu informatie is en wat niet. Functionele eenheden bewerken immers
informatie (of gegevens). En het resultaat kan weer door andere functionele
eenheden bewerkt worden. Echter, feiten zijn feiten. Als feiten betekenis
hebben voor de organisatie, is het informatie. Functionele eenheden
bewerken vrijwel altijd een combinatie van feiten, en feiten kunnen
op hun beurt weer door meer functionele eenheden bewerkt worden.
Als je nu per functionele eenheid te werk gaat, kom je tot de ontdekking
dat je steeds weer dezelfde feiten tegenkomt. Een compleet conceptueel
informatiemodel (CIM) voor een organisatie is erg belangrijk, maar vaak
ook erg groot. Om daar toch overzicht in te houden, bestaan er technieken
om de hoofdlijnen op enkele A4'tjes te zetten. Aan de hand van die hoofdlijnen
kan dan een verdeling gemaakt worden, die per deel wel modelleerbaar
is. Door dit binnen de hoofdlijnen af te stemmen ontstaat toch, uiteindelijk,
een compleet CIM: een tweede belangrijk onderdeel van een informatiekundige
architectuur.
Naast deze twee elementen zijn er nog legio zaken die een plaats dienen
te hebben binnen een informatiekundige architectuur. Zo zijn uitspraken
over het gewenste gedrag van (delen van) de informatievoorziening belangrijk.
Het gaat zowel om algemene uitspraken als om meer procesmatige zaken
(opstartcriteria, flows enzovoort). En dan zijn er ook nog de algemene
uitspraken over bijvoorbeeld opleidingen, conversie, gebruikerstesten
en performance. Al deze delen samen vormen een informatiekundige architectuur.
Het bestek
In een vergelijking met de bouwwereld vertoont het bovenstaande, vooral
waar het om gestelde eisen, wensen, uitgangspunten en (rand)voorwaarden
gaat, veel overeenkomst met wat een bestek genoemd wordt. In Van Dale's
Woordenboek staan veel definities van het woord bestek. Voor dit artikel
zijn de volgende relevant:
- Een bestek is
een zo volledig mogelijk omschreven bouwplan. Men maakt iets volgens
een bestek, ofwel men houdt zich aan de daarin opgegeven schaal van
afmetingen.
- Een bestek is
een omschrijving van de te volgen strategie. In het vervolg van deze
uitleg staat dat een bestek een beschrijving is van de te nemen stappen.
- Een bestek is
een bepaalde, begrensde ruimte. Als uitleg staat er, dat iets in kort
bestek uiteengezet kan worden.
- Een bestek is
een plan waarnaar een schrijver zijn werk uitvoert. Met als uitleg
de zin: 'dit uitvoeriger te omschrijven valt buiten ons bestek.'
In lijn met deze
definities kunnen we de hardere uitspraken (eisen, wensen, uitgangspunten
en (rand)voorwaarden) binnen en rond de opzet en inrichting van de informatievoorziening
als een bestek zien. Zo'n bestek4 is dus de 'harde' kern van een informatiekundige
architectuur.
Waarom is een bestek belangrijk? Zoals gezegd dient een informatiekundige
architectuur niet alleen te passen bij de andere modellen van de organisatie,
maar het zal ook de basis moeten geven voor het starten van veranderingen.
Binnen het VRI-model5, opgesteld binnen het VRI en door Jan Dietz beschreven
in zijn artikel6, is het opstellen van een informatiekundige architectuur
vergelijkbaar met wat binnen de werkzaamheid Architectureren valt. Volgens
de beschrijving in zijn artikel resulteert deze werkzaamheid in architecturen,
die verder uitgewerkt worden in de werkzaamheden Ontwikkelen en Implementeren.
Beheer volgt.
In dit artikel wordt een informatiekundige architectuur breed (of breder)
in de organisatie gezien.
Als een informatiekundige
architectuur er eenmaal is, dient deze bijgehouden (beheerd) te worden.
Maar als binnen het bestek software gemaakt of gekocht moet worden,
dan volgen werkzaamheden als Ontwikkelen en Implementeren. En hier is
juist het bestek heel belangrijk. De ontwikkelaar zal immers bij het
inzetten van technologie (IT, ICT) aan de uitspraken van de organisatie
in de informatiekundige architectuur moeten voldoen. Vooral de elementen
uit het bestek zullen belangrijk zijn voor de ontwikkelaar als hij bijvoorbeeld
applicaties, objecten of complete informatiesystemen gaat ontwikkelen
of kopen. Het is hetzelfde traject als object georiënteerde ontwikkelmethoden
en methoden als RAD, JAD, MAD, IAD enzovoort afdekken.
Daarna volgt Implementeren. Hier gaat het om het aanpassen van de bestaande
infrastructuur met de nieuw ontwikkelde software. Er verandert dus iets
in de werkelijke ondersteuning van de organisatie. Beheer van de software
binnen de infrastructuur is de volgende stap. We spreken dan wel over
technische beheeractiviteiten. Zoals gezegd zal bij het functionele
beheer en het beheer van wijzigingen de informatiekundige architectuur
leidend zijn.
Vertalen we dit terug naar de wereld van methoden en technieken, dan
wordt een zelfde indeling neergezet in de vergelijking van methoden
voor systeemontwikkeling van de NGGO7. Ook hier vinden we een indeling
in de aspecten Informatie, Functie en Gedrag. De resultaten van de fasen
Definitie en Analyse zijn te vergelijken met de werkzaamheid Architectureren.
Deze kunnen voor een groot deel ondergebracht worden in het bestek.
En ook hier volgen fasen als Ontwerp en Realisatie. Zo is een vertaling
van informatiekundige architecturen naar de respectievelijke methoden
en technieken voor systeemontwikkeling snel te maken.
Zoals gezegd is het bestek de harde vastlegging van wat de organisatie
wil binnen en met zijn informatievoorziening. En willen we op basis
van de informatiekundige architectuur ontwikkelen, implementeren en
technisch beheren, dan zal het bestek een grote hoeveelheid uitspraken
moeten bevatten om op een goede manier 'onder architectuur te kunnen
bouwen of kopen'.
Conceptual
schemas
Het ziet ernaar uit dat binnenkort een nieuwe internationale ISO-standaard
van kracht wordt. Het gaat om de ISO-14481 standaard rond Conceptual
Schema Modelling Facilities (CSMF)8. Deze heeft op dit moment de status
Final Committee Draft.
Het interessante aan die nieuwe standaard in relatie tot informatiekundige
architecturen is dat er stringente regels en definities gegeven worden
ten aanzien van de inhoud en opzet van Conceptual Schemas. Een Conceptual
Schema kan goed vergeleken worden met het harde deel van de informatiekundige
architectuur, het bestek dus.
De CSMF-standaard identificeert en definieert, zowel formeel (met wiskunde)
als in taal, de begrippen die gebruikt worden bij het opzetten van bestekken.
Het doel is de in een bestek gebruikte begrippen wereldwijd te standaardiseren.
Daarmee wordt een gemeenschappelijk begrippenkader neergezet voor mensen
die zich met Conceptual Schemas bezig houden. In bovenstaande termen
dus met bestekken binnen informatiekundige architecturen.
Voordat de normatieve begrippen in de standaard aan bod komen, wordt
eerst een reeks principiële uitspraken gedaan. De volgende, met
een vrije uitleg, mogen hier niet ontbreken:
- 100% principe:
een Conceptual Schema dient alle regels vast te leggen die in de UoD9
gevonden kunnen worden ten aanzien van de informatievoorziening. Men
streeft dus naar compleetheid.
- Conceptualisatie
principe: een Conceptual Schema dient alleen conceptueel relevante
aspecten, zowel structureel als gedragsmatig, te bevatten die te maken
hebben met de UoD. Dus geen technologie of andere, min of meer, tijdelijke
zaken.
- Helsinki principe:
er kan pas gecommuniceerd worden als de deelnemende partijen dezelfde
betekenis en regels hechten aan waar ze over praten. Dus: eerst afspraken
maken over waar men mee bezig is. Dit gebeurt bij voorkeur al tijdens
de opleiding.
- Zelfbeschrijvend:
de begrippen in de standaard zijn in staat zichzelf te beschrijven.
Met compleet wordt echt compleet bedoeld.
Als
hoofdbegrip wordt Entity gedefinieerd: 'any concrete or abstract thing
of interest'. De normatieve begrippen worden, via overerving, alle gezien
als bepaalde entities. Daarnaast wordt het verschil tussen type en instance
als cruciaal gezien. Populair gezegd: een type wordt gedefinieerd en
een instance geeft de populatie die binnen die definitie past.
In totaal zijn er tien normatieve begrippen. Zeven daarvan worden in
het verlengde van de drie overblijvende gedefinieerd. Die drie zijn:
- UoD-entity: an
entity that is recognized as having real or hypothetical existence
in the UoD. Een UoD-entity type is bijvoorbeeld Hotel met als instances
Hilton Rotterdam en Amstel Hotel Amsterdam.
- Fact: a proposition
involving one or more entities each of which plays a distinct role,
and which is held to be meaningful and true. Feit dus als informatie,
niet als gegeven.
- Process: a chosen
set of events. Een voorbeeld van een process type is 'Persoon inboeken
in Hotel' met als instances 'Jan wordt ingeboekt in Hilton Rotterdam'
en 'Klaas wordt ingeboekt in Amstel Hotel Amsterdam'.
Vervolgens worden
de zeven afgeleide normatieve begrippen genoemd: Constraint, Event,
Trigger, Agent, Input, Output en Message. En daar blijft het bij.
Volgens deze standaard zijn er dus tien, onderling gerelateerde begrippen
die samen een 100 procent complete en conceptuele specificatie opleveren
van een UoD. Zo'n specificatie heet een Conceptual Schema. De overeenkomst
tussen wat hier bestek genoemd wordt en een Conceptual Schema, is heel
groot.
De informatie-architect
In het voorgaande wordt steeds gesproken over informatiekundige architecturen.
Er zullen mensen moeten komen, die van het werken aan informatiekundige
architecturen hun beroep maken.
Zij worden
informatie- of informatiekundige architecten10 genoemd.
Volgens Van Dale's Woordenboek is een architect iemand die de plannen
voor gebouwen ontwerpt en op de uitvoering van die plannen toezicht
houdt. Een informatiekundig architect werkt niet aan gebouwen. Hij brengt
de informatievoorziening van een organisatie, of een deel daarvan, in
beeld. Uiteindelijk zal de informatiekundig architect zicht krijgen
op de gehele informatiekundige architectuur.
Een informatiekundig architect houdt zich waarschijnlijk meer bezig
met planologie (de leer van de bestemming en het gebruik van de bodem,
van gebieden enzovoort) dan met 'gebouwen', of hij houdt zich bezig
met de toepassing van de planologie; de ruimtelijke ordening.
Anders gezegd, een informatiekundig architect houdt zich niet alleen
bezig met de architectuur van informatiesystemen ('gebouwen'), hij zal
breder (moeten) kijken. Een informatiekundige architectuur is dan ook
beter vergelijkbaar met een bestemmingsplan waarin het geheel aan bij
de organisatie passende functionaliteit voor de UoD is opgenomen. Binnen
zo'n informatiekundige architectuur kunnen elementen gecombineerd worden
die door automatiseerders (IT'ers ICT'ers) omgezet kunnen worden naar
werkende delen in de infrastructuur.
De term informatiekundig architect wordt als verzamelnaam voor meer
beroepen gebruikt. In lijn met de occupatievlakken binnen het VRI-model
gaat het waarschijnlijk om:
- Uitvoerend: de
informatiekundige architect zelf, die informatiekundige architectuur
maakt en bijstelt, en de realisatie daarvan begeleidt.
- Adviserend: de
informatiekundig adviseur. Dit is de man of vrouw die een organisatie
helpt bij het opstellen van een informatiekundige architectuur.
- Onderwijzend:
de informatiekundig docent. De leraar/docent die mensen leert wat
informatiekundige architecturen zijn.
- Controlerend:
de informatiekundig auditor. De auditor of kwaliteitsfunctionaris
die controleert of een informatiekundige architectuur naar behoren
in elkaar gezet is.
- Leidinggevend:
de informatiekundig manager. Degene die veranderingen in de informatievoorziening
managet. Het is misschien lastig om dit als een beroep neer te zetten,
want managers zullen vaak breder bezig zijn.
Op een beperkt
aantal plaatsen vinden we al mensen die één van deze beroepen
uitvoeren. Op dit moment is het wel zo, dat het trendy is om je informatie-architect
te noemen. Dat verdient kennelijk goed.
Overal, in praktijk en theorie, blijkt de behoefte aan informatiekundige
architecturen en informatiekundig architecten. De ervaring binnen het
Nederlands Genootschap voor Informatie Architecten (NGIA) leert dat
er haast net zoveel meningen zijn over wat een informatiekundige architectuur
is, als dat er mensen zijn die zich informatie-architect noemen. Dat
is jammer, want zo vertroebelt het beeld van wat een informatie-architect
is en doet snel. Straks is het net als bij de informatie-analist, waar
zowel organisatiedeskundigen als programmeurs zich als zodanig presenteren.
We zullen eraan moeten werken om het begrip zelf en de functies helder
te krijgen voordat een en ander weer als hype wordt afgedaan.
De uitspraken in dit artikel en de visies die zijn neergelegd dienen
vooral om de gedachten te bepalen, en niet zozeer om vast te stellen
hoe het is of zou moeten zijn. Die vaststelling is overigens wel hard
nodig. Daarvoor moet eerst voldoende draagvlak gecreëerd worden.
En daar wordt aan gewerkt.
www.NGIA.nl Nederlands
Genootschap voor Informatie Architecten
Het Nederlands Genootschap voor Informatie Architecten is in de lente
van 1998 opgericht als beroepsvereniging voor informatie-architecten.
De organisatie heeft zich tot doel gesteld om de beroepen rond informatiekundige
architecturen op niet-commerciële basis vorm te geven. Uiteindelijk
zou dan over certificatie van die beroepen gesproken kunnen worden.
NGIA is een zelfstandig onderdeel van de Nederlandse Gebruikersgroep
voor Gestructureerde Ontwikkelingsmethoden (NGGO). Omdat NGIA volledig
gebruik kan maken van de reeds ingerichte organisatie van de NGGO,
kon een vliegende start worden gemaakt.
Een eerste peiling naar de behoefte aan een organisatie als NGIA heeft
aangetoond dat er heel veel animo bestaat voor een beroepsvereniging
voor informatie-architecten. Op een via e-mail gehouden peiling naar
1000 adressen heeft 30 procent geantwoord. Daarvan bleek meer dan
95 procent positief tot zeer positief te zijn. De reacties kwamen
zowel van uitvoerend informatie-architecten als van adviseurs, docenten,
auditors en managers. Voldoende reden om NGIA snel verder uit te bouwen.
NGIA is een zelfstandig opererende organisatie die niet wil concurreren
met andere organisaties. Om die reden staat NGIA open voor contacten
met andere organisaties als VRI, NGI, NOREA, SIAN, FENIT enzovoort.
Van leden van de NGIA wordt een zekere activiteit verwacht. Deelname
aan kortlopende werkgroepen, lezingen, congressen, een eigen blad,
bijhouden van een actieve homepage enzovoort.