27 maart 2003: Professoren en hun hobby's
Door:
Jan Dietz, Erik Proper en Hans van Vliet. Verschenen in AutomatiseringGids
nr 13
Volgens
Steven van ‘t Veld holt de kwaliteit van het informaticaonderwijs
achteruit en besteden professoren graag hun geld aan eigen hobby’s.
Dat valt wel mee, betogen Jan Dietz, Erik Proper en Hans van Vliet.
Reactie
op het artikel "ICT-sector
heeft behoefte aan duidelijkheid rond functies en opleidingen".
Enige weken gelden
verscheen er een bericht in AG waarin Steven van ‘t Veld de vloer
aanveegt met het informaticaonderwijs. Zoiets vraagt om een reactie.
Die geven wij hierbij graag. ‘Wij’ zijn enkele hoogleraren
die betrokken zijn bij onderwijs en onderzoek op het terrein van software
en informatiearchitectuur.
Onze opmerkingen
hebben betrekking op het WOonderwijs, omdat daar onze ervaring
ligt. Volgens Van ‘t Veld worden er modieuze studies bedacht,
waarvan de inhoud een wassen neus is. Dat valt echter reuze mee. Binnen
het WO zijn er globaal twee opleidingen: informatica en informatiekunde.
Daarnaast zijn er multidisciplinaire opleidingen, zoals informatica
+ recht, of informatica + economie, of informatiekunde + medicijnen.
Zowel in de onderzoekswereld als vanuit de praktijk worden dit soort
multidisciplinaire opleidingen gevraagd. Vanuit onderzoek omdat juist
op raakvlakken van disciplines nieuwe inzichten ontstaan. Vanuit de
praktijk omdat men juist behoefte heeft aan informatici met domeinkennis.
Dat de kwaliteit
achteruit holt, valt moeilijk te rijmen met de officiële visitatierapporten
van de WOopleidingen informatica en informatiekunde. Deze opleidingen
worden regelmatig door internationale commissies beoordeeld (waarin
óók het bedrijfsleven is vertegenwoordigd), en daaruit
komt een heel ander beeld naar voren. Overigens is er op veel plaatsen
een goede afstemming tussen WO en HBO. Veel WO en HBO opleidingen
zijn al gelieerd, er is onderling druk overleg over doorstroomprofielen
beide kanten op.
De observatie van
Van ‘t Veld dat er een spanning is tussen wat werkgevers vragen
en wat het informaticaonderwijs op HBO en universiteit te bieden
heeft, is juist. Die opmerking wordt echter al twintig jaar met de regelmaat
van de klok gemaakt. Soms terecht, maar vaak ook vanuit een te kort
kortetermijnbeeld van wat deze opleidingen beogen, en van de snelle
ontwikkelingen in ons vakgebied.
Als wij studenten
expert maken in taal X of methode Y, zijn ze zeer in trek bij die paar
bedrijven die X of Y gebruiken, maar in het geheel niet bij bedrijven
die toevallig wat anders in huis hebben. Als wij studenten de algemene
onderliggende principes van talen en methoden leren, is niemand helemaal
tevreden want de afgestudeerden zijn immers niet direct inzetbaar
maar deze mensen zijn wel toegerust voor een leven lang leren.
Wij zien in dit laatste onze missie. Gelukkig zijn er ook voldoende
bedrijven die wat verder kijken dan hun neus lang is, en zich realiseren
dat er nog een toekomst is na Java, Soap, Corba, XP en de vele andere
hypes van vandaag of gisteren.
Een van de wegen
waarlangs de praktijk het onderwijs beïnvloedt, is het derdegeldstroomonderzoek.
In percentages uitgedrukt is de derde geldstroom bij informatica overigens
betrekkelijk klein, en zeker veel kleiner dan bij de meeste andere bètastudies.
Alleen al om die reden kan haar invloed op het onderwijs nooit groot
zijn. En als men, zoals Van ‘t Veld, van mening is dat het onderwijs
niet levert wat de praktijk vraagt, zou men dit derdegeldstroomonderzoek
juist moeten toejuichen. Het is immers een uitgelezen manier om universiteit
en bedrijfsleven wel met elkaar in contact te brengen. Een van die heel
goede contacten betreft nu juist het onderwerp architectuur: via het
NAF (Nationaal Architectuur Forum) en het LAC (Landelijk Architectuur
Congres), ontstaan in 1999 vanuit de Vrije Universiteit en enkele bedrijven,
is inmiddels een platform ontstaan waarop partijen vruchtbaar met elkaar
praten. Over inhoud.
Maar eigenlijk zou dit artikel niet over het hoger onderwijs moeten
gaan en wat daar zoal goed en minder goed aan is. Het ging immers over
beroepskwalificaties, en in het bijzonder die van de software,
business, IT, informatie, infrastructuurarchitect
en wat al niet meer. Daar treedt wildgroei op. Die wildgroei treedt
op in de markt, waar iedereen, ook Van ‘t Veld, zich een beetje
wil onderscheiden van een ander. Universiteiten en hogescholen leveren
gewoon afgestudeerden af, met een graad in de informatica of informatiekunde.
Naamgeving is overigens
slechts een aspect. Ons inziens is het zeker zo belangrijk om helder
en eenduidig vast te leggen wat een bepaald type professional moet kennen
en kunnen, hoe dat getoetst wordt en hoe dat met enige regelmaat opnieuw
getoetst wordt. Door een werkelijk onafhankelijk lichaam.
- Jan Dietz is
hoogleraar Ontwerpen van Informatiesystemen aan de Technische Universiteit
Delft.
- Erik Proper is
hoogleraar Informatiekunde aan de Katholieke Universiteit Nijmegen.
- Hans van Vliet
is hoogleraar Software Engineering aan de Vrije Universiteit Amsterdam.