9
februari 2006: IT-Beroepsverenigingen willen gezamenlijk
NIR
Door:
Chris Nap. Verschenen in AutomatiseringGids nr 6
Als het
aan de grote verenigingen van ICT-professionals ligt krijgt Nederland
een Nationaal Informatica Register (NIR). Het register moet onder
Nederlandse IT-professionals het kaf van het koren scheiden en de
herkenbaarheid van de beroepsgroep vergroten. Maar de weg is nog
lang.
Drie grote beroepsverenigingen
voor IT-professionals, het NGI (Nederlands Genootschap van Informatici),
de VRI (Vereniging van Registerinformatici) en KIVI-NIRIA Informatica,
werken sinds eind vorig jaar aan de oprichting van een Nationaal Informatica
Register (NIR). Doel van het register is ‘het verbeteren van het
aanzien en de positie van de IT-professional door het bevorderen van
de kwaliteit van de IT-professional’. Het register moet, beter
dan het bestaande register voor Informatici van de VRI, een onderscheid
aanbrengen tussen de goede en de minder goede ICT-professionals. Het
neusje van de zalm onder de vaderlandse automatiseerders is als de plannen
werkelijkheid worden, straks ingeschreven in het register.
Het VRI-register
zal de basis vormen voor het nieuwe landelijke register. De leden van
de drie genoemde beroepsverenigingen en van IT-beroepsverenigingen die
zich in de toekomst bij het register aansluiten, kunnen in het register
worden inschreven. Deze ICT’ers moeten voldoen aan de kwaliteitseisen
die het register stelt. Daarnaast krijgen de deelnemende verenigingen
de mogelijkheid om aanvullende eisen te stellen ten aanzien van bijvoorbeeld
kwaliteitsniveau en scholingsverplichtingen.
In november vorig
jaar ondertekenden de voorzitters van NGI, VRI en KIVI-NIRIA Informatica
een intentieverklaring om tot oprichting van het nationaal register
te komen. Op dit moment is er nog veel onduidelijk over het register.
De nu vigerende gedragscodes van de verschillende verenigingen moeten
voor het register op één lijn worden gebracht. Er moet
een beslissing worden genomen over de toelatingsvoorwaarden waar informatici
aan moeten voldoen. Ook de juridische basis en de bestuursstructuur
van het register moet nog vorm krijgen. Verder zal duidelijk moeten
worden aan welke eisen qua permanente educatie de ingeschrevenen moeten
voldoen, en welk systeem voor het meten van de opleidingsinspanningen
er gebruikt gaat worden.
Het mag duidelijk
zijn, een enorme operatie voor de door drukbezette vrijwilligers gerunde
IT-beroepsverenigingen, die niet bepaald bekend staan om daadkracht
en doortastendheid. Van de beslissingen die nu genomen hangt veel af,
want de inzet is het Nationaal Informatica Register meer gewicht en
uitstraling te geven dan het bestaande VRI-register nu heeft.
Michel de Meijer,
CEO GetronicsPinkRoccade Nederland zegt desgevraagd over het in oprichting
zijnde Nationaal informatica Register: "Wij vinden het belangrijk
dat de professionaliteit van de beroepsgroep wordt herkend en bevestigd.
De toegenomen complexiteit van ICT en de snelheid van de technologische
ontwikkelingen stellen immers steeds meer eisen aan deze professionaliteit,
terwijl het imago van de branche en daarmee van de beroepsgroep in de
afgelopen jaren onder druk heeft gestaan. Het geëigende middel
om dit te bereiken is niet evident. Het opzetten van een Nationaal Informatica
Register kan een goede stap zijn, maar het succes zal sterk afhangen
van de wijze waarop dit register zich openstelt voor de beroepsgroep
en de mate waarin aansluiting ontstaat bij professional development
programma’s van de grotere marktspelers, mede in hun internationale
context."
Volgens Jan Verhoef,
voorzitter van de VRI, is het idee voor een Nationaal Informatica Register
ontstaan na het mislukken van het Spits-initiatief in 2001. "Spits
werd een mislukking omdat het door de IT-beroepsverenigingen werd gezien
als een coupe van de twee grote verenigingen om het ICT-veld van professionals
te domineren. De aanvankelijke argwaan en de angst om de eigen identiteit
te verliezen en door niet-deskundigen overgenomen te worden, hebben
bijgedragen aan de nu voorliggende inrichting van het register. Die
zou je kunnen typeren met de calvinistische politieke leuze ‘soevereiniteit
in eigen kring’. De afzonderlijke verenigingen stellen de eisen
op voor de toelating van hu leden tot het register. Het register zelf
stelt minimumeisen, waar iedereen aan moet voldoen om ingeschreven te
kunnen worden."
Verhoefs regelmatige
informele gesprekken met Joep Frijdal, de toenmalige voorzitter van
die andere grote vereniging van ICT-professionals het NGI, vormden de
basis voor het nationaal informatica register. "Frijdal voelde
ook voor een nationaal register en we hadden de les van het Spits-debacle
wel geleerd. Een groter draagvlak onder de verenigingen werd uitgangspunt
en vereiste. Toen we daarnaar op zoek gingen begon de grote vertraging."
Want ondertussen
voltrok zich een andere ontwikkeling: een aantal kleinere IT-beroepsgroepen
vormde het samenwerkingsverband ITB. Halverwege 2004 maakten GIA (Genootschap
voor informatiearchitecten), GvIB (Genootschap van Informatie Beveiligers),
ISPG (Information Services Procurement Group), NESMA (Nederlandse Software
Metrieken Associatie), NGN (Netwerk Gebruikersgroep Nederland), NVBI
(Nederlandse vereniging van gecertificeerde Informaticadeskundigen),
SCIA (Society for the Certification of information Architects) en TestNet
(Vereniging van Softwaretesters) hun samenwerking als beroepsverenigingen
bekend.
Verhoef: "Dat leek handig, maar de getrapte manier van praten,
waarbij het ITB-bestuur steeds ruggespraak moest houden omdat het geen
mandaat had, was omslachtig. Toen het moment voor de ondertekening van
de ‘letter of intent’ daar was haakte ITB toch af. gelukkig
sprak ik kort daarna Erik Otto, die voorzitter is van KIVI NIRIA Informatica
over het Nationaal Register voor informatici. Hij was meteen enthousiast
en kreeg zijn leden mee, waardoor het gewenste grote draagvlak een feit
werd. Het inhaken van KIVI NIRIA Informatica was de duw in de rug die
het Register nodig had."
Erik Otto is de
voorzitter van KIVI NIRIA Informatica, de derde initiatiefnemende beroepsvereniging
van het nationale register. Otto denkt dat het register van groot belang
kàn worden. "Het hangt af van de mate waarin de markt het
oppakt. Voor consultants die zich willen onderscheiden kan het een belangrijk
instrument zijn. Voor de klant kan het resulteren in meer zekerheid
ten aanzien van de ICT’ers die aan een project werken. Opdrachtgevers
weten iets meer over de persoon die ze binnenhalen als deze ingeschreven
is in zo’n register."
KIVI NIRIA Informatica
wil projectevaluaties, ingevuld door de opdrachtgevers een rol laten
spelen in het register. Otto: "Het is voor opdrachtgevers een kleine
moeite om een beoordeling te geven van de prestaties van een professional
tijdens het project." Maar volgens Otto zijn de overige verenigingen
daar geen voorstanders van. "Eén van de bezwaren is bijvoorbeeld
dat de naam van de klant geheim moet blijven. Ons lijkt het een goed
middel waarvan de kosten laag zijn en het effect groot. We zullen het
er nog over moeten hebben."
Met de aansluiting
van de Informatici van KIVI NIRIA doemt hetzelfde gevaar op wat destijds
het Spits-initiatief de das om deed. Daarvan is VRI-voorzitter Verhoef
zich bewust. "Het coupe-gevoel ligt inderdaad weer op de loer.
We zullen aan iedereen duidelijk moeten maken dat het register een zelfstandige
entiteit wordt los van de verenigingen. De deelnemende verenigingen
praten mee over het reilen en zeilen."
Voor Michiel Borgers,
de jonge voorzitter van het NGI, is het Nationaal Register een belangrijke
exercitie om de samenwerking tussen de verenigingen gestalte te geven.
"Dit is een mooie proef om te kijken hoe dat loopt." Borgers
ziet het als uitdaging om alle partijen bij het register te betrekken
en stelt zich beschikbaar voor de leden van de kleinere verenigingen
die bang zijn dat hun club overschaduwd zal worden door het register.
"Iedereen die die angst voelt, mag mij erover bellen. Ik zal de
bellers proberen duidelijk te maken dat die angst ongegrond is."
De kwalitatieve
borging van ICT-bedrijven en individuele professionals is nu volgens
Borgers niet optimaal. "Bedrijven zetten eigen certificatiesystemen
op, die buiten die ondernemingen relatief weinig zeggingskracht bezitten.
De CV’s van veel professionals is een samenraapsel van werkervaring
en met succes afgelegde examens. Een Nationaal informatica Register
kan op dit punt echt het verschil maken."
Chris Verhoef,
hoogleraar Informatica aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, vindt
het Nationaal Informatica Register op zich een goede gedachte. Hij pleit
al langer voor het licenseren van IT-professionals. "Als burger
wil je toch ook niet behandeld worden door een huisarts die gecertificeerd
is door leverancier Bayer? Maar we vertrouwen wel de programmeurs met
een certificaat van Microsoft of IBM. Dat klopt niet. Dan ben je met
de kalkoen aan het onderhandelen over het kerstmaal en daar kan nooit
iets goeds van komen."
"De medische
wereld heeft de kwakzalverij effectief bestreden. Als de ICT-sector
ook maar een fractie zou hebben van hoe het in de medische wereld is
georganiseerd, zou dat een aanzienlijke verbetering betekenen. Het kan
ook helemaal geen kwaad als de initiatiefnemers van het NIR daar eens
goed gaan kijken. Een belangrijk fundament onder het succes in de medische
wereld is het feit dat de verantwoordelijkheid voor de diplomering van
de medici is neergelegd bij geaccrediteerde instituten met goedgekeurde
curricula. Het lijkt me en voorwaarde voor succes van het Informatica
Register dat de verenigingen de zorg voor diploma’s uitbesteden
aan de universiteiten."
Tijdens de ITxpo
in Cannes afgelopen najaar stelde Gartner-analist Richard Hunter_ dat
overheden tot regulering overgaan, als reactie op de consequenties van
de slechte producten die ICT-bedrijven leveren. "_Je krijgt dan
te maken met toezicht van buitenaf en dat betekent tal van bureaucratische
verplichtingen, hogere kosten voor onderzoek en langere ontwikkelcycli.
Alleen grote bedrijven zullen de kosten nog kunnen opbrengen om producten
op de markt te brengen."
Volgens Hunter
is regulering door overheden te vermijden door een acceptabele vorm
van zelfregulering. Maar hij is niet optimistisch over de kansen dat
de ICT-sector daarin slaagt. "Het ontbreekt op dit moment aan een
organisatie met voldoende gewicht om standaarden af te dwingen. In de
advocatuur en in de medische wereld is wel sprake van gezaghebbende
instituten die beroepsbeoefenaren ook kunnen royeren. Voor zover er
in het ICT-werkveld sprake is van certificering, gebeurt dat per beroep.
En het ontbreekt de ICT-beroepsgroepen aan effectieve sanctiemogelijkheden."
Is de tijd rijp
voor een Nationaal Informatica Register? VRI-voorzitter Verhoef: "Dat
weet je nooit helemaal zeker. Als je naar de politiek in Nederland kijkt
is de tijd er zeker rijp voor. Daar is een duidelijke neiging te zien
om de wettelijke bescherming van beroepen af te schaffen, in ruil voor
beroepsspecifieke certificatie. De IT-sector staat aan het begin van
een nieuwe periode van hoogconjunctuur. Zo’n register kan een
uitstekend instrument zijn om de misstanden die zich in de afgelopen
periode van krapte hebben voorgedaan te voorkomen en het kaf van het
koren scheiden. Wij als initiatiefnemers zien het liefst dat opdrachtgevers
en werkgevers gaan vragen om mensen de zijn ingeschreven in het Nationaal
Informatica Register.