Oktober
2001: Functioneel Beheer
Deze maand een stelling
die te maken heeft met de overlap in het werk van beheerders van informatie
infrastructuren en van informatie architecten. De stelling luidt:
---
“Functioneel beheer is een logisch onderdeel van het takenpakket
van de in-formatie architect.”
---
De term Functioneel
beheer wordt in combinatie met de termen Applicatie beheer en Technisch
be-heer gebruikt. Technisch beheer gaat over het beheer van de ingezette
techniek en omvat:
- de technische
ondersteuning van de gebruiker,
- operationele
besturing,
- het onderhoud
van de technische infrastructuur en de operationele ondersteuning
en
- technische dienstverlening.
Applicatie beheer
houdt zich bezig met het onderhoud van applicaties en Functioneel beheer
wordt gezien als gebruiksbeheer en functioneel onderhoud. Applicatie
en Functioneel beheer hebben dus allebei te maken met het bekijken en/of
aanpassen van aan gebruikers geboden functionaliteit. Voor meer informatie
verwijs ik hier naar het boek over beheer van Maarten Looijen[1].
In de praktijk is
het aanpassen van applicaties feitelijk een “gevaarlijke”
activiteit voor organisaties. Bij dat aanpassen is de software, we noemen
het ook wel applicaties, informatiesystemen, objecten, componenten enz.,
die op een bepaald moment gemaakt en ingevoerd is natuurlijk het uitgangspunt.
Applicatie onderhoud is niets anders dan het aanpassen van die operationele
software. En daar ligt precies het gevaar. Het aanpassen van software
betekent immers dat deze anders wordt. De problemen liggen dan niet
bij het doorvoeren van correcties die nodig zijn om de software alsnog
te laten doen wat die had moeten doen. Het gevaar ligt in de toevoegingen
en de modificaties, de plaatsen waar de software anders wordt dan bij
invoering. Geen probleem als je alle consequenties van die aanpassingen
in het geheel van de informatie infrastructuur hebt vastgesteld en geaccepteerd.
Dat gebeurt in de praktijk echter meestal niet.
Dit gevaar kent
vele oorzaken. Zo wordt software in de loop van de tijd vaak door allerlei
verschillende mensen met eigen ideeën aangepast. Zo zij al documenteren
doen ze dat vaak op hun eigen wijze. De originele documentatie wordt
daarbij vaak niet aangepast, want “wat heb je daar nu aan?”.
Op den duur ontstaan daardoor nauwelijks gedocumenteerde applicaties
waar allerlei toeters en bellen aan toegevoegd zijn en waarvan we niet
goed (meer) weten hoe ze passen in onze informatie infrastructuur. Daardoor
wordt niet alleen verder onderhoud progressief moeilijker, we verliezen
ook het overzicht en krijgen te maken met een uiteindelijk onhanteerbare
legacy. Onderhoud kost daarbij meer geld. En dat terwijl we al ongeveer
80% van voor een informatievoorziening beschikbaar gesteld geld aan
exploitatie en beheer besteden. In combinatie met het gegeven (uit onderzoek)
dat investeringen in een informatievoorziening over het algemeen een
verhoging van de exploitatiekosten wordt het duidelijk dat verkeerd
uitgevoerd applicatie onderhoud gevaarlijk kan zijn organisatie. Kennelijk
zijn we daarna niet meer in staat om onze bestaande applicaties te vervangen
door nieuwe.
Eén van de
belangrijkste redenen waarom onderhoud een probleem blijkt te zijn,
is dat we applicaties per ontwikkelingsproject blijven documenteren.
Het gaat om het bekende proces van specificeren-ontwerpen-realiseren-invoeren
van een gewenste hoeveelheid software zoals we dat al jaren met methoden
als SDM en DSDM doen. De resultaten van dit soort projecten geven weinig
aanleiding om onderhoud voortaan in alle aspecten uit te voeren. De
resultaten worden vanaf het begin al als een min of meer zelfstandige
eenheid gezien. Dus waarom zou je de resulterende documentatie aanpassen
als je die toch nooit meer hoeft te gebruiken? Dat kost alleen maar
moeite, tijd en geld. En later zien we toch wel weer?
Werken onder architectuur
eist dat deze manier van werken drastisch anders wordt. Om een afgestemde
verzameling applicaties te kunnen hebben is het niet meer mogelijk om
adaptief of modificatief onderhoud per applicatie te plegen zonder vooraf
de consequenties te kennen. Zou je dat wel doen, dan is de kans groot
dat de afstemming van applicaties onderling in gevaar komt. Daarvoor
is een basis nodig. Die basis dient niet alleen afstemming mogelijk
te maken, maar zal ook de mogelijk-heid moeten bieden om bereikte afstemming
te bewaren en te vergroten. Daarbij hebben we het niet alleen over de
afstemming tussen applicaties onderling, maar ook (en vooral) over de
afstemming (“alignment”) met de gebruiker. Die basis hiervoor
vinden we in de informatie architectuur.
Daarmee is de term
Functioneel beheer achterhaald. We dienen immers niet alleen de functionaliteit
van een ICT-infrastructuur te beheren. Een organisatie zou niet primair
geïnteresseerd moeten zijn in functionaliteit. Zij dienen geïnteresseerd
te zijn in het feit dat informatie van de juiste kwaliteit op het juiste
moment op de juiste plaats beschikbaar is en minder in de manier waarop
die informatie aange-reikt wordt (wat natuurlijk wel op een acceptabele
manier moet gebeuren).
Een goede informatie
architectuur brengt alles rond de factor informatie in beeld. Als je
weet welke gegevens informatie zijn voor een (deel van een) organisatie
en welke randvoorwaarden, uitgangs-punten, eisen en wensen daaraan door
die organisatie verbonden worden weet je ook welke functionaliteit geboden
dient te worden en waar deze aan zal moeten voldoen. En nog veel meer.
In feite introduceert het werken met een informatie architectuur een
simpele regel: veranderingen van een infrastructuur kunnen alleen doorgevoerd
worden als de consequenties van die veranderingen voldoende vastgesteld
zijn. Ongeacht of het om nieuwbouw, aanschaf of onderhoud gaat.
Hoe ziet dat er
in de praktijk uit? Simpel. Zorg ervoor dat alle gewenste veranderingen
(en andere ideeën) rond informatie verzameld worden. De informatie
architect dient in staat te zijn om binnen het beeld dat de informatie
architectuur biedt de consequenties van die veranderingen vast te stellen.
Zo ontstaat een werklijst die op gezette tijden omgezet kan worden naar
een (informatie)plan.
Werk kan dan starten met wat we al weten. Door daar gebruik van te maken
kunnen we bijvoorbeeld het specificeren en documenteren tot een minimum
beperken. We hoeven immers “alleen nog maar” uit te schrijven
wat specifiek te maken heeft met de manier van oplossen zelf? Dat voorkomt
veel ex-tra en zelfs dubbel werk.
Een vaak gehoord
probleem in dit kader is dat de slagvaardigheid van het veranderen van
een infra-structuur vermindert. Als je onderhoud alleen nog zou kunnen
uitvoeren via een informatieplan dan is het niet meer mogelijk om “kleine”
aanpassingen snel door te voeren. Wat, logisch en terecht, leidt tot
ontevreden gebruikers en organisaties. Dit kan je oplossen door een
budget voor het doorvoeren van kleinere veranderingen aan te houden.
Ja, een onderhoudsbudget, maar dan wel één die ingepast
is in een andere aanpak.
Dat andere ligt
in de voorbereiding. Als een verandering doorgevoerd dient te worden
laat je de in-formatie architect eerst bepalen wat de consequenties
zijn. Als deze hanteerbaar zijn, voer de veran-deringen dan op de snelle
manier door waarbij de aanwijzingen van de informatie architect gevolgd
dienen te worden. Accepteer dan wel dat sommige veranderingen toch meer
consequenties blijken te hebben dan op het eerste gezicht misschien
lijkt. Een goed informatie architect is in staat om dat duidelijk te
maken en zal voorstellen de lange(re) weg van het informatieplan te
bewandelen. En daarmee wordt dan voorkomen dat allerlei “simpele”
aanpassingen tot grote problemen leiden, zoals hiervoor omschreven.
Werken onder architectuur
betekent dat het wezen van functioneel beheer een heldere vorm en inhoud
krijgt. De informatie architect beheert immers de informatie architectuur
en functioneel beheer is een onderdeel van dat beheer. Deze manier van
aanpak geeft niet alleen een wezenlijk andere inhoud aan wat we functioneel
beheer noemen, het verandert ook de governance, het onderhoud, het beleid,
alignment en ga zo maar door. De stukjes van de puzzel blijken zo wel
een eigen plaats te hebben, logisch en helder.